Medicijnen werken het beste als ze correct worden ingespoten; in de spier, onderhuids of in de bloedader. Een schone spuit en schone en scherpe naald zijn hierbij belangrijk voor het welzijn van de koe.
In bijsluiters staan vaak de volgende afkortingen:
IM – intramusculair – in de spier toedienen. Zuig altijd vóór het inspuiten een keer terug; niet per ongeluk een bloedvat geraakt?
SC – subcutaan – onderhuids (tussen vel en vlees) toedienen. Je ziet een bobbel vormen van de vloeistof tussen vel en vlees. Wrijf deze voorzichtig iets uit om de vloeistof goed te verspreiden.
IV – intraveneus – in de bloedader toedienen
Tips
Plaats de naald onder een rechte hoek ten opzichte van de hals. Injecteer in de ‘driehoek’ een handbreedte voor de schouder en een handbreedte onder de bovenkant van de hals.
Let op: Prik niet te laag! De halswervels (bot) van de koe lopen in de onderste helft van de hals. Prik niet te hoog! De nekband (pees) die de kop omhoog houdt loopt bovenin de hals.
Plaats de naald onder een rechte hoek ten opzichte van de bil. Injecteer halverwege de zitbeenknobbel (net naast de staart) en de hak.
Let op: Prik niet te hoog! De onderkant van het bekken (bot) kan worden geraakt. Prik niet te laag! Hier loopt een pees richting de hak.
Plaats de naald vrijwel evenwijdig aan de halsvlakte. Til het vel een stukje op en prik de naald onderhuids.
Let op: Prik de naald niet te recht naar binnen, anders prik je alsnog in de spier.
Zorg voor een schone huid. Steek de naald vrijwel evenwijdig met het bloedvat naar binnen. Controleer regelmatig of de naald nog goed zit (infuus laten zakken en zie of het bloed terug de slang in loopt).
Let op: Prik altijd van voren naar achter, als de koe schopt naar de naald, schopt ze hem zo nooit dieper het bloedvat in.